Selecteer een pagina
Met aandacht lopen | Toegepast Boeddhisme

Boeddhistische ethiek

In het boeddhisme is ethiek een integraal onderdeel van het denken. De reden daarvoor is dat het boeddhisme niet zozeer een religie is, maar eerder een visie op hoe we ons leven goed kunnen leven, en hoe we onszelf en anderen gelukkig kunnen maken en kunnen bevrijden van hun lijden en gedoe. In ‘een leer van hoe te leven’ spelen zowel ethiek, als psychologie, als filosofie een belangrijke rol. Het idee van religie speelt in het boeddhisme oorspronkelijk een veel minder belangrijke rol. Dat was zo vanaf het begin van het boeddhisme, vanaf de tijd van de oorspronkelijke Boeddha. De oorspronkelijke Boeddha leefde van 563-486 voor Christus in het noordoosten van India. 

Veel mensen pleiten al langer voor een seculiere, niet religieuze ethiek, een ethiek van goed of juist handelen naar onszelf en anderen. Hun argumentatie is dat er zoveel mensen zijn die zich niet meer verbonden voelen met een religie. Daarin heeft het boeddhisme iets te bieden, omdat de ethiek in het boeddhisme gebaseerd is op de waardering voor onze menselijke kwaliteiten en op het leiden van een goed leven voor iedereen. Het is mogelijk deze ethiek een menselijke, humanistische ethiek te noemen. Vriendelijkheid en mededogen staan in deze ethiek centraal.

Drie vormen van ethiek

De boeddhistische ethiek bestaat uit drie vormen. Die drie vormen zijn redelijk seculier. Het is mogelijk daar een vierde vorm aan toe te voegen. Die is meer typisch boeddhistisch. Zie verderop. 

  1. De ethiek van deugdzaam handelen met het oogmerk anderen geen verder lijden en gedoe toe te brengen;
  2. De ethiek van deugdzaam handelen met het oogmerk anderen zoveel mogelijk te ondersteunen bij het oplossen van hun lijden en gedoe;
  3. De ethiek van meedogend handelen met het oogmerk anderen te bevrijden van hun lijden en gedoe. 

Als wij deze vormen van ethiek willen vormgeven, dan speelt soms de eerste, soms de tweede, en soms de derde ethiek een belangrijke rol, alleen of in combinatie. De drieslag kan ook gezien worden als een pad waarmee we ons mededogen verder kunnen ontwikkelen. Zie ik de vier vormen van … op een spiritueel pad. 

1. De ethiek van anderen geen (extra) lijden en gedoe toebrengen 

Wanneer we de intentie hebben om ons meedogend handelen te versterken, moeten we twee dingen doen. Aan de ene kant moeten we de invloeden afzwakken die ons van mededogen afhouden. Aan de andere kant moeten die invloeden cultiveren die ons mededogen versterken. Deze eerste ethiek gaat over het eerste: anderen geen verder lijden en gedoe toebrengen. Dat kunnen we overigens op een hele vriendelijke of meedogende manier doen. Het  is mogelijk deze ethiek een ethiek van geweldloos handelen te noemen. 

Als we onszelf en anderen geen verder lijden en gedoe willen toebrengen, moeten we zoeken naar welke krachten ons van mededogen afhouden. In het boeddhisme wordt gebrek aan aandacht als een belangrijke belemmerende kracht gezien. Die komt voort uit een gebrek aan innerlijke discipline, uit luiheid, uit onze belemmerende emoties die door ons gehonoreerd worden als ze zich manifesteren. 

We zijn dan als een olifant in een porseleinkast. Vaak voelen we ons achteraf rot over wat we gedaan hebben. Wanneer we onze innerlijke discipline zouden gebruiken en er vol met aandacht bij zouden zijn, hebben we een keuze om opkomende belemmerende emoties wel of niet te manifesteren. Zie daarvoor de werkwijze van discipline op deze website. We kunnen deze discipline leren via bijvoorbeeld werkwijzen als shamatha meditatie.

Met meer innerlijke discipline, op deze website ‘een koele plaats’ genoemd, zien we beter wie en wat we voor ons hebben. Als we dan tegelijk de intentie hebben om het lijden en gedoe bij anderen niet te verergeren, kunnen we afhankelijk van de situatie besluiten deze vorm van ethiek in te brengen. Dat betekent bijvoorbeeld dat, als iemand boos op ons is, wij niet meteen reageren door daar onze irritatie of ongeduld tegenover te zetten. Of als iemand roddelt over iemand anders, gaan we daar niet in mee. Deze eerste vorm van ethiek is daarom gebaseerd op veel dingen die we niet zouden moeten doen: we zijn niet afgunstig op anderen, we koesteren geen wrok naar anderen, we roddelen niet over anderen (tenzij we dat met die persoon hebben doorgesproken, maar dat is geen roddelen), we spreken geen kwaad over anderen, we liegen niet, we zorgen dat mensen niet tegen elkaar uitgespeeld worden, we doden niet, we stelen niet en we dwingen iemand niet tot seks.  Als we meer aandacht ontwikkelen voor dergelijke situaties worden we ook intelligenter hoe we het lijden en gedoe bij onszelf en anderen wel of niet versterken. In de werkwijze van deugdzaam en ondeugdzaam handelen is dit verder uitgewerkt. 

2. De ethiek van anderen ondersteunen bij het oplossen van hun lijden en gedoe

Met de ethiek van het niet versterken van lijden en gedoe bij onszelf en anderen hebben we een belangrijk stap gezet. Maar het vraagt een ander soort handeling om het lijden en gedoe te verminderen en het geluk van onszelf en dat van anderen na te streven. Bij de eerste vorm van ethiek deden we vooral iets niet. Bij de tweede vorm van ethiek moeten we meer onze positieve kwaliteiten inzetten. Er zijn twee belangrijke positieve eigenschappen die daarbij kunnen helpen. Dat zijn: onze moed om tegenslagen onder ogen te zien, en ons geduld. Het belangrijkste van deze twee eigenschappen is dat we de situaties zoals die zich aan ons voordoen, accepteren en vanuit die acceptatie iets ondernemen. De moed om tegenslagen onder ogen te zien betekent dat we de realiteit onder ogen zien. Wanneer we dat doen blijven we niet langer in onze eigen veilige omgeving, houden we niet langer vast aan hoe wij vinden dat de dingen moeten zijn, en weigeren we niet langer de dingen te zien die er om ons heen gebeuren. Geduld betekent dat we pas iets doen, wanneer de situatie er klaar voor is om te horen wat we te zeggen hebben. Zie de werkwijze van geduld op deze website. De combinatie van deze twee eigenschappen maakt dat we kunnen leren de situatie niet verder met onze eigen emoties en opvattingen te laden wanneer we de tijd nemen om goed te kijken hoe iedereen er in de situatie voor staat. Door de situatie niet te laden kunnen we ze beter hanteren en doen wat nodig is om de situatie verder te helpen. Op dat moment is het mogelijk te doen wat nodig is om te doen. Op dat moment kunnen we onze eigenschappen als openheid, respect, vriendelijkheid, oprechtheid, helderheid, eerlijkheid, directheid, respect, en vrijgevigheid inzetten. In elk geval kunnen we die verder ontwikkelen.  Bij het grote aantal werkwijzen op deze website zijn veel van deze kwaliteiten te vinden. Zie bijvoorbeeld de werkwijzen van vriendelijkheid en vrijgevigheid op deze website. 

3. De ethiek van meedogend handelen

Bij de derde vorm van ethiek gaat het veel minder over onszelf. We richten ons nu vooral op anderen. We kunnen dat ook omdat we onszelf bij de eerste twee vormen van ethiek getraind hebben. Bij deze vorm van ethiek wordt ons gevraagd om onze hand naar anderen uit te steken. Nu staat onze deur niet alleen open voor de gasten die ons huis willen binnentreden, maar nu gaan we ook de deur uit. Nu stappen we op anderen af en bieden we aan om iets voor hen te doen, als we zien dat ze dat nodig hebben. We willen het ongemak, het lijden, het gedoe, de disbalans van en bij anderen verminderen of oplossen. We kunnen alleen maar iets voor anderen doen als we zien wat ze nodig hebben. Mededogen kan alleen op maat. Daar zijn geen algemene regels voor.

Vrijwel alle wijsheid tradities benadrukken het belang van mededogen. Er is voor mededogen ook een groot aantal begrippen in omloop: liefde, empathie, respect, naastenliefde, medeleven, bezorgdheid, barmhartigheid, waardigheid, … In het Tibetaans boeddhisme wordt er vooral over mededogen gesproken. Mededogen is er als we ervaren dat iemand lijdt of gedoe heeft, en dat wij graag die ander daarbij willen ondersteunen. Omdat we zien of ervaren wat de ander meemaakt, is de grond van ons mededogen gelijkwaardig. We gaan onze ondersteuning niet aan op basis van medelijden (zielig vinden) of op basis van een gevoel van superioriteit omdat we het zo erg vinden voor de ander. Nee, we helpen omdat we herkennen en erkennen wat die ander meemaakt. We zijn geraakt door hun ongemak of lijden. We beseffen dat het onszelf ook had kunnen overkomen. We herkennen onszelf in de ander. Tegelijkertijd zijn we de ander niet. Wij hoeven in hun ongemak, lijden of gedoe niet mee te gaan. Dat allemaal is mededogen. 

Dit laatste is belangrijk. Als wij te veel in het lijden, gedoe en ongemak van anderen meegaan, verliezen we onszelf in die ander. Dat helpt niemand, noch de ander, noch onszelf. We kunnen wel alles weggeven, maar als dat betekent dat we daardoor zelf dakloos worden, is het mededogen niet adequaat. Hetzelfde geldt als we te veel energie in andere stoppen, waardoor we zelf overspannen raken. Dergelijke vormen van mededogen werden door de boeddhistische leraar Chogyam Trungpa Rinpoche idioot mededogen genoemd. Een gezond mededogen houdt in dat we hoe dan ook aardig en mededogend voor onszelf blijven. Zie de werkwijze van mededogen in actie, balans tussen zelf en ander op deze website. 

We zijn ook niet mededogend als we doen alsof we mededogend zijn. Dan gaat het alleen om uiterlijk handelen. Het is mogelijk dit gebotoxt mededogen te noemen: het ziet er goed uit –  alhoewel sommige mensen het meteen in de gaten zullen hebben – maar het komt niet van binnen uit. Zo kunnen we bijvoorbeeld mededogend doen, omdat het ons goed uitkomt, dat op iemand anders indruk maakt, we sociaal goed willen overkomen, of wat dan ook. Mededogen is vooral mededogen als we het lijden van de ander echt zien, herkennen en erkennen, en we dat ons aantrekken. Mededogen als vorm van ethiek betekent dat we dichtbij de ander gaan staan en diens lijden of ongemak vol in het gezicht zien, terwijl we tegelijkertijd dichtbij onszelf blijven. 

Tot slot: er is nog een vierde vorm van ethiek in het boeddhisme te vinden. Dat is een vorm van ethiek die inherent mededogen genoemd wordt. De hier bovengenoemde vormen van vriendelijkheid en mededogen zijn relatief. Relatief betekent dat we ons best doen om zo aardig en vriendelijk en meedogend te zijn als mogelijk. We kunnen dat zien als een pad. Vaak lukt het ons om aardig en meedogend te zijn maar dat lukt lang niet altijd. Immers: niets menselijks is ons vreemd. Maar we leren.
Inherent mededogen is een directe vorm van mededogen. Dat mededogen is direct verbonden met het wakkere en meedogende hart dat we allemaal bezitten. Dat mededogen is een fundamentele menselijke kwaliteit, die ons is aangeboren, die eigen is aan ons. Dat mededogen komt te voorschijn als we open en ontspannen zijn, de situatie voor ons helder en duidelijk is, we erbij betrokken zijn. Voor deze vorm van mededogen hoeven we ons niet in te spannen. Die vorm van mededogen komt meteen te voorschijn. Die vorm van mededogen is onvoorwaardelijk als we open staan. Die vorm van mededogen verschijnt voordat we er ook maar erg in hebben dat we het doen. Vaak gaat het om momenten. We herkennen die momenten allemaal. Als we beter getraind zijn op een boeddhistische of spiritueel pad, of in de verschillende vormen van ethiek, zoals hier geschetst, zullen die momenten vaker voorkomen.