Selecteer een pagina
Met aandacht lopen | Toegepast Boeddhisme

Vrijgevig zijn: de grond van mededogen

Eén van de belangrijkste kwaliteiten bij het vormgeven van mededogen is vrijgevigheid, vrijgevig zijn. Vrijgevigheid betekent dat we geven zonder direct iets terug te verwachten. Het betekent dat we anderen geven wat zij nodig hebben als we dat ook maar even kunnen. Bij vrijgevigheid gaat het niet meer om onszelf alleen. Zie de foto hierboven van een voedselbank.

Vrijgevigheid is op intelligente wijze ons hart openen

Als we vrijgevig zijn betekent dat dat we bereid zijn ons hart te openen. Of dat we in elk geval die intentie hebben. Dat doen we zowel naar onszelf als naar anderen zoals partners, familie, collega’s, lotgenoten, buren, of mensen die we tegenkomen. Het openen van ons hart betekent dat we onszelf willen tonen. Het betekent dat we bereid zijn om de anderen in ons leven toe te laten. Het betekent dat we bereid zijn ons met hen te verbinden. We zijn daarbij niet direct op onszelf gericht. Vrijgevigheid is daarmee het begin, de grond van het pad van mededogen.

Vrijgevigheid dient met intelligentie te worden ingezet. Anders ontstaat er idiote vrijgevigheid of idioot mededogen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als we niet goed kijken wie we voor ons hebben en gewoon aardig willen zijn. Dan helpen we ook, maar helpen we vooral van de wal in de sloot. Dan geven we bijvoorbeeld een verwend kind nog een extra snoepje om van het gezeur af te zijn. Terwijl we weten dat het niet helpt, integendeel. Het kind wordt er meer verwend van.

Om de hierboven omschreven vrijgevigheid te ontwikkelen moeten we oefenen, trainen. We kunnen dat, we zijn daartoe in staat. Wel moeten we een balans houden tussen vrijgevig zijn voor anderen en onszelf. We mogen niet te veel geven, waneer we daar zelf door in de problemen komen. Bij de werkwijze van mededogen in actie op deze website wordt vrijgevigheid praktisch gemaakt in de balans tussen onszelf en anderen.

Drie vormen van vrijgevigheid

Traditioneel worden er drie vormen van vrijgevigheid onderscheiden:

  1. Het geven van materiële dingen aan anderen. Daarmee creëren we betere situaties voor anderen. We doen dit als we bijvoorbeeld voor iemand bloemen meebrengen, of voedsel naar de voedselbank, of eten naar een buurvrouw of buurman die ziek is.
  2. Het geven van onszelf. Dat is een handeling van mededogen. Dit gebeurt wanneer we in woord en gebaar laten zien dat we als vanzelfsprekend vrijgevig zijn. We helpen daarmee ook anderen zich te openen. Veel tradities kennen deze vorm van mededogen. De beoefening van tonglen sluit hier direct bij aan.
  3. Het tonen van onbevreesdheid. Met onze onbevreesdheid stellen we anderen gerust. Door te laten zien dat we ons eigen leven met vertrouwen leiden, laten we anderen zien dat ook zij hun eigen leven met meer vertrouwen tegemoet kunnen treden.

Andere kenmerken vrijgevigheid

Geven zonder verwachting
Vrijgevigheid omvat geven zonder verwachting. Dat kan het geven van een cadeautje, het aanbieden van een drankje, het bereiden van een maaltijd, het geven van een hand, het aankijken van iemand zijn. Maar vrijgevigheid kan ook meer zijn. Het kan ook het aanbieden van onze aanwezigheid zijn, het openen van ons hart of het geven van onszelf. Geven kan zich beperken tot een uiterlijke kant: we lijken hartelijk, maar van binnen voelen we ons heel anders. Maar het kan ook gaan over onze innerlijke kant. Dan hebben we werkelijk iets te geven, niet alleen een materiële gift maar ook iets van onszelf. Soms zijn we zo open dat we gemakkelijk geven. Of al gegeven hebben zonder daarbij stil gestaan te hebben. Op deze manier is vrijgevigheid een houding. Het is niet alleen maar aardig zijn voor anderen, hoewel dat een goed begin kan zijn. Het is aardig zijn voor anderen omdat we de anderen aardig vinden; omdat we onze menselijkheid in hen terugvinden; omdat we ons met hen verbonden weten of voelen; omdat we het lijden dat ze ervaren ook in onszelf ervaren zonder dat we er een oordeel over te hebben. Bij het ontwikkelen van die open blik speelt meditatie een belangrijke rol.

Gastvrijheid als vrijgevigheid
Onder vrijgevigheid wordt ook gastvrijheid verstaan. Ook in de Benedictijnse visie speelt gastvrijheid een belangrijke rol. Marcel Derkse beschrijft in zijn boek over ‘Benedictijnse spiritualiteit in het dagelijks leven’ onder andere dat het bij gastvrijheid gaat om het ‘aan elkaar gehoor geven’. Dat is één van de drie leefregels van de Benedictijnen: obedientia (zie daarvoor op deze website ook de werkwijze van voluit ‘welkom’ en ’toe ziens’ zeggen). Deze leefregel betekent dat wij mensen ontvangen alsof ‘het Christus zelf’ kan zijn. Dat betekent wel, schrijft Derkse, dat we door iemand heen moeten kijken. We moeten goed zien wie we voor ons hebben.
Deze opvatting over gastvrijheid gaat natuurlijk veel verder. Die richt zich bijvoorbeeld ook op een onverwacht telefoontje. Dat betekent dat we niet geïrriteerd worden omdat het telefoontje niet uitkomt. We blijven gastvrij. Als we ons gastvrij opstellen zal het gesprek een andere toon en inhoud krijgen. Deze houding van gastvrijheid, van openheid naar de situatie, is op veel plekken te realiseren omdat het erom gaat dat we ons openstellen voor wat iemand anders of de situatie te bieden heeft.

Liefdevolle vriendelijkheid als ondersteuning voor vrijgevigheid
Het openen van ons hart en het geven van onszelf wordt ondersteund door de beoefening van vriendelijkheid. In deze beoefening zeggen we tegen onszelf: ‘Mogen alle voelende wezens gelukkig worden’. De bereidheid om iedereen geluk toe te wensen is een handeling van vrijgevigheid. Deze wens is een krachtige beoefening. Wanneer we deze beoefening doen, trainen we onszelf in het direct ervaren van ons hart. We trainen onszelf in het voelen van onze eigen emoties en ervaringen en in het voelen van de emoties en ervaringen van anderen. We reiken uit naar anderen en staan onszelf toe dat we een open verbinding aangaan met anderen. We zwakken onze scherpe, vaak defensieve, kanten af. Natuurlijk is dat niet altijd even gemakkelijk. We zijn niet met iedereen op dezelfde wijze verbonden. Maar we kunnen het in elk geval proberen.

Vertrouwen op de fundamentele gezondheid van anderen
Het openen van ons hart respectievelijk het geven van onszelf, is gemakkelijker als we geloven in of vertrouwen op de fundamentele gezondheid van anderen; als we geloven dat alle mensen een oorspronkelijke aard hebben die fundamenteel wakker, intelligent en mededogend is. In het Boeddhisme wordt dat boeddhanatuur genoemd of absolute bodhicitta. Dat is de invalshoek die ook ten grondslag ligt aan deze website. Als we op deze manier naar onszelf en anderen kijken, leidt dat tot het vertrouwen dat we goed genoeg zijn. Op dezelfde manier zijn anderen ook goed genoeg. Vanuit die visie is het gemakkelijker om te zijn wie we zijn, om vrijgevigheid te beoefenen en om anderen onze aanwezigheid te geven. Het is dan gemakkelijker te zeggen: ‘Dit is wat ik te geven heb’, in plaats van: ‘Laat eens kijken wat ik kan doen’. Vanuit die houding is het gemakkelijker om te zeggen: ‘Hier is mijn aandacht en mijn vertrouwen in jou, hier is mijn wens dat je je ontwikkelt tot een goed of beter mens’.

Wat vrijgevigheid niet is

Vrijgevigheid is het tegenovergestelde van egoïsme; iets voor onszelf houden; louter op onszelf gericht zijn. Dat wordt ook vaak gekoppeld aan een armoede mentaliteit. Een armoede mentaliteit betekent dat we vinden dat we niet goed genoeg zijn of te weinig te bieden te hebben.
Vrijgevigheid betekent dat we anderen niet van ons afhouden, of onszelf verdedigen voordat we worden aangevallen. Vrijgevigheid is de bereidheid om ons met anderen te verbinden, om te delen wat we hebben. Dat betekent het delen van ons voedsel, het delen van ons huis, het delen van onze kennis, het delen van wie we zijn.